Onderricht

Verstilling en Contemplatie Hoofdstuk 4

GRONDTEKST

Ten Vierde, afstemmen en tot harmonie brengen

De beoefenaar die begint met de cultivatie van de zittende meditatie moet zich richten op de Boeddha’s en hun Leer in de tien richtingen en de drie tijden. De beoefenaar moet in zijn hart de kracht van de volgende grootse gelofte opwekken: alle levende wezens zal ik bijstaan om de verlossing te bereiken, en steeds zal ik gericht zijn op de realisatie van het allerhoogste Boeddha-pad. Zo wordt het bewustzijn stevig en standvastig, hard en schitterend als een diamant. Het hart wordt krachtig en moedig, en men houdt niet meer krampachtig vast aan het eigen leven. Alle leerstellingen en inzichten van de Boeddha’s worden tot realisatie gebracht, en uiteindelijk is er geen terugval meer.

Dan zal men tijdens de meditatie met de juiste aandacht de ware aard van alle dingen aanschouwen. Alle dingen betekent hier alle heilzame dingen, alle onheilzame dingen, en alles daartussenin. Het gaat om alle innerlijke en uiterlijke dingen, om alle zintuigen en hun objecten, om alle verkeerde vormen van bewustzijn, en alles wat gerekend wordt tot de foutieve projecties en bezoedelingen. Het gaat om alle constructies in de drie werelden die oorzaak en gevolg zijn van de cyclus van leven en dood. Van dit alles ziet men in: ze bestaan enkel gebaseerd op bewustzijn. Daarom staat er in het Geschrift over de Tien Gronden:

‘Binnen de drie werelden bestaat er niets buiten dit. Alles is een constructie van het ene bewustzijn.’

En wanneer men weet dat ook het bewustzijn geen vaste aard heeft, dan realiseert men dat ook alle dingen geen vaste werkelijkheid hebben. Wanneer men nu dit bewustzijn kan bevrijden van alle vormen van gehechtheden dan zal alle karmische activiteit binnen de gehele cirkel van leven en dood stoppen en tot rust worden gebracht. Men moet eerst deze contemplatie vervolmaken, dan kan men overgaan tot de verschillende stappen van de beoefening.

Wat wordt hier bedoeld met ‘afstemmen en in harmonie brengen’? Om een beeld te lenen uit het dagdagelijks leven, zouden we kunnen zeggen dat het is zoals met het werk van een keramist die verschillende potten uit klei maakt. Vooraleer hij de klei op de draaitafel kan zetten en boetseren, moet hij eerst de nodige voorbereidingen treffen; hij moet de klei goed en kundig prepareren, en er voor zorgen dat de klei niet te hard of te zacht is. Of we kunnen het beeld nemen van een luitspeler. Eerst moeten de snaren goed afgesteld worden zodat ze harmonieus klinken. Dan pas kan men overgaan tot het spel en de verschillende wondermooie melodieën doen ontstaan.
De beoefenaar moet hetzelfde doen met zijn bewustzijn. Op kundige manier moeten vijf zaken op elkaar gestemd en in harmonie gebracht worden. Wanneer dit goed gedaan wordt, ontstaat de meditatieve concentratie zonder problemen. Is dit niet het geval, dan ervaart men veel hindernissen en is het moeilijk om de basis van deugdzaamheid te ontwikkelen.

Het afstemmen van voedsel
De basis voor het afstemmen van voedsel is de gedachte dat men voedsel tot zich neemt met de wens het lichaam te sterken zodat men vorderingen kan maken op het pad. Als je teveel eet wordt je ademhaling snel, voelt je lichaam vol en zijn de honderd kanalen niet vrij. Je bewustzijn voelt afgesloten en geblokkeerd, en tijdens de meditatie zijn je gedachten rusteloos. Als je niet genoeg eet, dan verliest het lichaam aan kracht, raakt je bewustzijn gespannen en zijn je gedachten onstabiel. Te veel eten én te weinig eten, deze twee zijn dus allebei niet geschikt om de meditatieve weg te realiseren.

Pas ook op met het eten van slecht voedsel, dat zorgt ervoor dat je bewustzijn verduisterd wordt en gaat dwalen. Het eten van ongeschikt voedsel zorgt er dan weer voor dat allerlei onderliggende kwalen geactiveerd worden, en dat de vier elementen uit balans geraken.
Wanneer men nog aan het begin staat aan de weg van meditatie moet men deze punten altijd met grote zorg beschouwen. In de geschriften staat:

‘Als het lichaam tevreden is, dan zal het pad openbloeien.’

‘Matiging kennen in eten en drinken,
vreugde vinden in stilte,
met een kalme geest gestaag verder gaan op het pad,
dit zijn de leerstellingen van alle boeddha’s.’

Ten tweede, het afstemmen van de slaap
Slaap is een toestand waarbij men bedekt is door onwetendheid en wanorde. Het is beter om slaap niet de vrije hand te laten. Wie teveel tijd in de slaapstede vertoeft, verkwanselt de kans om het edele te cultiveren, en verliest de vaardigheden die daarvoor nodig zijn. Men brengt het bewustzijn in een duistere toestand, en de mogelijkheden om het heilzame te ontwikkelen zinken er in weg. Men moet goed stilstaan bij de vergankelijkheid van het bestaan, en de slaap reguleren en bedwingen. Zorg voor een heldere en klare levensenergie, en een zuiver en licht bewustzijn. Op deze manier laat men de geest verwijlen in de edele staat, en zal de meditatieve toestand zich manifesteren. In de geschriften staat:

‘Laat de tijd niet voorbijgaan, ook niet in de eerste of laatste fase van de nacht. Laat je leven niet nutteloos voorbij glijden, zonder iets te bereiken, omwille van slaap. Wees je er altijd van bewust dat het vuur van de vergankelijkheid de gehele wereld verteert. Begin reeds vroeg met je bevrijding te zoeken, zoek geen genot in slaap.’

Het afstemmen van lichaam, adem en bewustzijn
Het derde punt, afstemmen van het lichaam, het vierde punt, afstemmen van de adem en het vijfde punt, afstemmen van het bewustzijn, moeten samen gebracht worden en kunnen niet afzonderlijk uitgelegd worden. We maken wel een onderscheid in de methodes in de verschillende fases: voor, tijdens en na de meditatie. De kenmerken tijdens het binnengaan in, het verwijlen in en het verlaten van de meditatie zijn immers verschillend.

Eerste punt: afstemmen voor de meditatie
De beoefenaar die een aanvang neemt met de meditatie moet zijn lichaam daar op afstemmen. Wanneer men nog niet in meditatie is moet men alle activiteiten zoals bewegen of verwijlen, vooruitgaan of stilstaan, actief of stil zijn in detail bekijken. Wanneer deze bewegingen bruusk of onstuimig zijn, dan zal de levensenergie en de ademhaling navenant zijn. En wanneer de ademhaling onrustig is, dan zullen de gedachten niet geconcentreerd zijn en dus moeilijk waar te nemen zijn. Eénmaal men gaat zitten is men onrustig en in de war en is het bewustzijn niet stil en sereen. Dus ook al is men nog niet in meditatie, toch moet men goed letten op de lichaamshandelingen en reeds op voorhand de nodige maatregelen nemen.

Wanneer men vervolgens de meditatie begint, moet men goed het lichaam tot rust brengen en een geschikte plaats voorbereiden.

Als je gaat zitten op je meditatie-mat zorg dan dat alles in orde is, en dat er niets is wat de meditatie kan verstoren.

Dan breng je de benen in de gepaste houding; wanneer je in de halve-zithouding zit, plaats je eerst het linkerbeen op het rechterbeen, dan breng je het linkerbeen dicht tegen het lichaam. De tenen van de linkervoet lopen dan gelijk met het rechterdijbeen, en de tenen van de rechtervoet met het linkerdijbeen. Zit je in de volledige zithouding, plaats dan ook de rechtervoet boven op het linkerbeen.

Vervolgens zorg je dat je kledij of gordel niet knelt en dat je kledij gedurende de tijd van de meditatie in orde blijft.

Dan plaats je de handen in de geschikte positie; je plaatst de linkerhand op de rechterhand zodat de vingers en de handen mooi samen komen, dit laat je rusten op je linkervoet. Je brengt dan de handen dicht bij je lichaam, en je brengt je bewustzijn tot rust.

Vervolgens zorg je voor een juiste positie van het lichaam. Eerst beweeg je het lichaam totdat de armen en benen mooi symmetrisch zijn. Je kunt dit zeven- of acht keer herhalen, alsof je je lichaam in de juiste houding masseert. Zorg ervoor dat handen en voeten mooi gelijk zijn. Wanneer dit gebeurd is ga je mooi rechtop zitten, de wervelkolom is niet teveel doorgebogen naar voren, of helt teveel over naar achter. Het hoofd en de nek worden recht gehouden en je plaatst je neus en je navel op één lijn. Je helt niet naar voor of achter, of naar links of rechts. Je hoofd is niet teveel naar boven of onder gericht, je gezicht kijkt vooruit.

Vervolgens moet je via de mond troebele energie/adem uitademen. Dat doe je door de mond te openen en uit te ademen. Vermijd echter om dit bruusk of ruw te doen. Laat de adem geleidelijk en rustig vrij uitgaan. Visualiseer hierbij hoe de honderd kanalen in je lichaam volledig vrij worden van blokkades. Dan sluit je de mond en adem je mooie zuivere lucht in door de neus. Je kunt dit drie keer herhalen, maar als de ademhaling al na één keer tot rust is gekomen, dan is één keer voldoende.

Vervolgens sluit je de mond, de lippen en tanden lichtjes op elkaar, de tong tegen het gehemelte. Sluit de ogen lichtjes zodat het licht van buiten afgeblokt wordt. Hou het lichaam mooi rechtop, en zit stevig zoals een stenen blok. Het lichaam, hoofd en de ledematen blijven stil en bewegen niet meer.

Dit is hoe je het lichaam afstemt op het binnengaan in de meditatie. Samengevat kunnen we zeggen: zorg ervoor dat je noch te gespannen noch te ontspannen bent.

Ten vierde, het afstemmen van de ademhaling bij het binnengaan in meditatie.
In de ademhaling onderscheiden we vier kenmerken; luid, onderbroken, levendig en rustig. De eerste drie zijn nog niet afgestemd op de beoefening van meditatie, de laatste wel. We spreken van luide ademhaling als tijdens het zitten in meditatie de lucht die uit de neus binnen en buiten gaat waarneembaar is als geluid. We spreken van een onderbroken ademhaling, wanneer er bij het zitten geen geluid meer waar te nemen valt, maar de beweging van de ademhaling bij het in- en uitgaan gestagneerd is en niet soepel doorstroomt. Een levendige ademhaling ontstaat wanneer er bij het zitten geen geluid van de ademhaling is en er ook geen stagnatie is, maar de ademhaling nog niet subtiel is. Bij een rustige ademhaling is er geen geluid, geen stagnatie en geen ruwheid. Het in- en uitgaan is geleidelijk en soepel, en het lijkt alsof men niet meer kan onderscheiden wanneer men in- of uitademt. Deze ademhaling ondersteunt het tot rust en stilte komen van het bewustzijn en zorgt voor een blij en tevreden gevoel. Dit zijn de kenmerken van een rustige ademhaling.

Als je vasthoudt aan een luide ademhaling dan geraken je gedachten verstrooid. Hou je vast aan een onderbroken ademhaling, dan ontstaan er blokkades. Hou je vast aan een levendige ademhaling, dan geraak je vermoeid. Bewaar een rustige ademhaling, en je komt tot stabiliteit en concentratie.

Wanneer je bij het zitten in meditatie de eerste drie kenmerken ontwaart, dan is het afstemmen nog niet volledig. Als je op dit punt toch probeert je bewustzijn te cultiveren, dan zal je veel moeilijkheden ondervinden en raak je steeds verder verwijderd van concentratie.

Er zijn drie methodes die je kan gebruiken om de ademhaling af te stemmen. Je kan de geest tot rust brengen en dan richten op een punt onder je navel. Je kan je lichaam los en soepel maken. Je kan de adem visualiseren alsof ze doorheen alle poriën van je lichaam in- en uitgaat, volledig vrij en zonder obstructies. Wanneer je je bewustzijn op deze manier zorgvuldig beschouwt, dan wordt de ademhaling ook steeds zorgvuldiger en subtieler. Als de ademhaling goed is afgestemd, dan ontstaan de verschillende aandoeningen niet meer. Het bewustzijn bereikt dan makkelijk de concentratie.

Dit zijn de methodes om de ademhaling af te stemmen bij de aanvang van de meditatie. Samengevat kunnen we zeggen: zorg dat de ademhaling niet ruw is, zonder opvallende beweging. Dit zijn de kenmerken van een afgestemde ademhaling.
Wie zich toelegt op de meditatie zal ook het bewustzijn moeten afstemmen. Ook hier maken we onderscheid tussen het afstemmen voor, tijdens en na de meditatie. Het afstemmen van het bewustzijn voor de meditatie gebeurt op twee manieren. Ten eerste moet men de wanordelijke gedachten reguleren en controleren, en zorgen dat de gedachten niet zomaar alle kanten opgaan. Ten tweede zorgt men ervoor dat het zinken, het zweven, het verslappen en het gespannen zijn gereguleerd worden.

Het zinken kenmerkt zich door een bewustzijn dat tijdens het zitten in meditatie verduisterd en donker is, en niets meer opmerkt of registreert. Het hoofd neigt daarbij naar voren te hangen. Op dit punt kun je de aandacht naar het tipje van de neus brengen. Zo kan het bewustzijn, te midden van alle objecten van aandacht, toch gefocust blijven. Met deze oefening kan je het zinken tegengaan.

Het zweven kenmerkt zich door een bewustzijn dat rondzweeft en voortdurend in beweging is. Het lichaam is hierbij onrustig. De gedachten zijn gericht op de veelheid aan objecten. Op dit punt is het goed de aandacht naar beneden te richten, op het punt van de navel, en op deze manier de wanordelijke gedachten tot rust te brengen. Wanneer het bewustzijn stabiel wordt, vindt het zijn rust en stilte terug.

Samenvattend kunnen we zeggen dat het reguleren van het bewustzijn betekent dat we ervoor zorgen dat we noch zinken noch gaan zweven.

Het bewustzijn tijdens de mediatie kan ook gekenmerkt worden door verslappen en gespannen zijn.

De aandoening van het gespannen zijn ontstaat als volgt: tijdens de zittende meditatie slaagt men erin alle aspecten van het bewustzijn samen te brengen en dit als aandacht te concentreren. Tijdens de meditatie kan deze energie zich naar boven bewegen, en een plotse pijn in de borst veroorzaken. Het is belangrijk om dan het lichaam te ontspannen zodat de energie weer naar beneden kan stromen, en deze aandoening vanzelf kan oplossen.

De aandoening van het verslappen toont zich wanneer de aandacht niet meer gericht is en de intentie (tot beoefening) verzwakt. Het lichaam helt dan vaak naar voor of achter, of naar links of rechts. Soms loopt er speeksel uit de mond, of men merkt dat het bewustzijn donker en duister wordt. Het is dan zaak om het lichaam te rechten en de gedachten aan te sporen. Zo verwijlt het bewustzijn weer bij alle objecten, en is er een wederzijdse ondersteuning met het lichaam. Op deze manier gaat men deze aandoening tegen.

Afhankelijk van het bruusk of slap zijn van de aandacht, kan men beslissen welke maatregelen men best volgt. Dit zijn de manieren om het bewustzijn af te stemmen bij de aanvang van de meditatie.

Bij het aanvangen van de meditatie kunnen we een beweging onderscheiden van ruw naar subtiel. Het lichaam is dan het ruwe, de adem zit ertussenin, en het bewustzijn is het subtiele. Het afstemmen volgt deze beweging van ruw naar subtiel, en zorgt ervoor dat het bewustzijn zijn rustige en verstilde toestand kan bereiken. Dit is dus de manier om een aanvang te nemen met de meditatie. We hebben ze hier samengebracht onder de noemer de drie vormen van afstemmen bij het beginnen van de meditatie.

Tweede punt: afstemmen tijdens de meditatie
Gedurende de meditatie moet de beoefenaar zijn gedachten aandachtig samenbrengen en zijn bewustzijn richten op het afstemmen van de drie zaken van lichaam, ademhaling en bewustzijn. Dit gebeurt gedurende de gehele meditatie, ongeacht deze kort of lang is, of één, twee of drie twee-uur sessies in beslag neemt.

Ook al heeft men het lichaam bij aanvang goed afgestemd, toch kan het gebeuren dat tijdens de meditatie het lichaam verslapt of gespannen wordt. Het gaat voorover buigen, de rug wordt gekromd, het hoofd gaat zakken of is juist te veel naar boven gericht, zodat men het lichaam niet meer mooi rechthoudt. Wanneer je dit opmerkt, dan moet je terstond dit corrigeren. In rust en sereniteit zit men zonder verslapping of spanning, de houding is evenwichtig, recht en correct.

Ook al hou je het lichaam gedurende de meditatie afgestemd, dan kan het voorkomen dat de ademhaling niet in harmonie is. De kenmerken hiervan hebben we reeds besproken. De ademhaling kan zwaar zijn, of niet vloeiend. Soms ademt men te vlug, waardoor men zich opgezwollen voelt. Dan moet men dit met de besproken methodes reguleren. De ademhaling moet haar weg in een vloeiende lijn afleggen, aanwezig maar bijna onmerkbaar.

Ook al is het lichaam en de ademhaling goed afgestemd, dan kan het tijdens de meditatie zo zijn dat het bewustzijn geen rust vindt. Het gaat dan zinken of zweven, de aandacht gaat verslappen of is te gespannen. Telkens men dit opmerkt moet men dit tegengaan met de gepaste methodes die hiervoor werden besproken, en terug de juiste balans herstellen.
In het afstemmen van deze drie zaken is er geen opgelegde volgorde. Je reguleert wat uit balans geraakt. Tijdens de meditatie raken het lichaam, de ademhaling en het bewustzijn op een gepaste manier op elkaar afgestemd, ze werken elkaar niet meer tegen. Ze versmelten harmonieus tot één geheel. Als dit gebeurt dan is men in staat allerlei aandoeningen uit het verleden, en andere latente obstakels en hindernissen weg te nemen. Zo kan men verder groeien op het pad van de meditatie.

Derde punt: het afstemmen bij het beëindigen van de meditatie
Wanneer de beoefenaar zijn meditatie wil beëindigen en de meditatieve toestand wil verlaten, moet hij eerst het bewustzijn terug vrij laten stromen en richten op de verschillende werkelijkheden. Daarbij kan hij de mond openen en ook uitademen, waarbij je de visualisatie maakt dat de adem/energie vrijkomt uit de honderd kanalen. Dan pas kan men het lichaam beetje bij beetje bewegen. Je begint bij de schouders, dan de handen, het hoofd en de nek. Vervolgens kun je de voeten bewegen en ze weer volledig los en soepel maken. Je kan je handen gebruiken en je huid masseren. Je kan ook de handen stevig op elkaar wrijven tot ze warm worden, en daarmee dan de ogen bedekken, en vervolgens de ogen openen. Je wacht even tot de warmte/energie van je lichaam zich wat heeft kunnen verspreiden, en daarna kun je bewegen zoals je wil.

Tijdens de meditatie ben je in staat geweest je bewustzijn te laten verwijlen in een meditatieve toestand. Wie de hierboven beschreven methodes niet volgt, en na de meditatie plots opstaat en heel actief gaat bewegen, zorgt ervoor dat alle subtiele energieën zich niet goed kunnen verspreiden en in het lichaam blijven.

Dit kan zorgen voor hoofdpijn en stijfheid van alle gewrichten alsof je lijdt onder koude wind of tocht. Tijdens de volgende meditaties leidt dit dan tot verdere problemen en ongemak. Daarom moet je deze punten goed in acht nemen bij het beëindigen van de meditatie. Tot zover de aandachtspunten voor lichaam, ademhaling en bewustzijn bij het verlaten van de meditatie.

De beweging is er altijd één van bruusk/ruw naar subtiel, en daarom vergt het een goede aanpak van het beginnen, verwijlen en beëindigen. Samengevat in vers:

‘Wie wil vooruitgaan en wie wil verstillen doet dit beter met de juiste methode, dat wat ruw is en dat wat subtiel is werken elkaar dan niet meer tegen. Het is zoals het trainen van een paard, eerst breng je het tot rust en dan kun je verder.’

In de Lotus Sutra staat er:

‘Dit grote gevolg van bodhisattva’s heeft zich gedurende een ontelbare tijdspanne omwille van het pad van de Boeddha met toewijding en energie toegelegd op de beoefening. Ze zijn meester in het binnengaan, verwijlen in en verlaten van de ontelbare vormen van meditaties. Ze verwierven de buitengewone krachten, en beoefenen gedurig de nobele praktijken. Ze zijn meester in de juiste volgorde van beoefening, en cultiveren de verschillende heilzame leerstellingen.’

Toelichtingen bij de grondtekst door Shaku Jinsen
​Hoofdstuk vier is een relatief lang hoofdstuk. Het start met een inleiding die niet helemaal aansluit bij het hoofdthema. In sommige edities van de grondtekst is deze inleiding weggelaten, of duikt ze op een andere plaats in de tekst op. Sommige onderzoekers menen daarom dat dit stuk tekst waarschijnlijk later is toegevoegd. Of het van de hand van Zhi Yi of niet is valt niet met zekerheid te zeggen.

Er staan twee belangrijke ideeën in. Het eerste is dat van de ‘intentie’ waarmee we oefenen. In de klassieke terminologie spreekt men van ‘gelofte’ of ‘wens’. Die intentie moet groot, breed en diep zijn: de wens om de volledige verlichting te bereiken omwille van het heil van alle levende wezens. Het is goed om nu en dan deze wens uit te spreken. Niet zozeer als een megalomaan ego-project, maar als een antidotum tegen kleingeestigheid. We moeten oppassen om niet te verzanden in een comfortabel leventje, waarbij we onze verworven vrijheden enkel nog aanwenden om te klagen. Het is niet zo erg om nu en dan idealist te zijn.

Het tweede idee is dat het uiteindelijke doel van de beoefening het ‘doorgronden van de ware aard van alle dingen’ is. Twee belangrijke opmerkingen dienen hier gemaakt te worden. Ten eerste, de ‘ware aard’ is niet iets wat verborgen ligt achter of boven de dingen. Het is de totaliteit van de werkelijkheid zelf: dynamisch, altijd in verandering. Elk ding participeert in deze totaliteit, en ontleent er zijn eigenheid aan. Doordringen tot de ware aard der dingen is deze dynamische totaliteit leren ontwaren. Ten tweede: dat betekent dat we ook rekening moeten houden met ‘onheilzame’ dingen. Deze roep om te leren integreren eerder dan op te delen of weg te werken, is een moeilijke opdracht. Het is de moed vinden om onaangename dingen ook te erkennen als onderdeel van de totaliteit van de ervaring.

Wie deze oefening maakt, ziet in dat alles een ervaren werkelijkheid is. Dit wil zeggen dat ik als kijker en voeler onderdeel ben van deze totaliteit, en vanuit mijn eigenheid naar die wereld kijk. Alles wat ik ervaar is een ervaring van mij, ingekleurd door mij. Ook dit is idealisme, maar nu in een filosofische betekenis: alles is ook product van mijn idee, ervaring, bewustzijn.

Met deze twee inleidende gedachten zijn we klaar voor het thema van dit hoofdstuk: afstemmen en reguleren. Zhi Yi geeft ons onmiddellijk een gepaste illustratie: het stemmen van de snaren van een instrument. Elke snaar moet apart goed gestemd zijn om de juiste toon te produceren, en moet daarna ook afgestemd worden op de andere snaren om een harmonieus geluid te produceren.

De eerste twee ‘snaren’ zijn voedsel en slaap. Deze twee punten werden reeds behandeld in hoofdstuk 1. Hier worden ze hernomen maar in een heel concrete betekenis: hoe verzorgen we ons lichaam en geest opdat de meditatieve praktijk optimaal kan verlopen. Het kernwoord lijkt moderatie en evenwicht te zijn, met misschien een lichte neiging naar ‘less is more’. Minder voedsel voor het lichaam, is vaak meer voedsel voor de geest. In het licht van de vergankelijkheid van het leven is teveel slaap een gemiste kans op ontwaken. Zhi Yi’s stem is op dit punt soms slaand, en soms zalvend. In een andere tekst vermeldt hij ook het belang van evenwicht; met een van voedsel en rust verstoken lichaam is het bewustzijn te gespannen om nog te kunnen mediteren.

De volgende drie snaren worden als een eenheid gepresenteerd: lichaamshouding, ademhaling en bewustzijn. Bovendien moeten we deze snaren zowel voor, als tijdens en na de meditatie blijvend stemmen. Dit is een belangrijk punt. Een goede meditatie oefening vergt een goede warm-up en goede cool-down. Zo wordt de meditatie oefening opengebroken. Het gaat niet enkel om de formele oefening, de tijd op het kussen, maar op de grotere integratie-oefening. Hoe laat je de meditatie versmelten met het ‘gewone’ leven? Is er eigenlijk wel een onderscheid mogelijk?

Dit stuk van de tekst is een grondtekst geworden voor de meeste latere meditatie handboeken in het Chinese en Japanse boeddhisme. Hier en daar werden kleine aanpassingen gemaakt. Moet het linkerbeen op het rechter, of omgekeerd? Moet je de handen losjes op elkaar leggen of moeten de duimen tegen elkaar? Moeten de ogen nu dicht of niet?

Op deze punten volg je best de voorschriften van de school waarin je oefent. Op geen enkel punt is er een absoluut juist of fout. Wat telt is het basisinzicht: beoefen de meditatie ook lichamelijk, en besteed grote zorg aan het afstemmen van je lichaamshouding.

Hetzelfde geldt voor de ademhaling: een verstilde en soepele ademhaling is de basis. Meestal starten we de meditatie met een grote focus op de ademhaling. In de loop van de meditatie zal de ademhaling vaak vanzelf verstillen, tot op het punt dat ze er nog is, maar nauwelijks merkbaar. Zhi Yi schenkt ons heel wat praktische tips om tot deze verstilde ademhaling te komen. Daarbij valt de dynamische wisselwerking tussen ademhaling, lichaam en geest op.

Dat is ook zo bij de beschrijving van het bewustzijn. Het gaat over vier specifieke ‘bewegingen’ van ons bewustzijn: zinken en zweven, verslappen of gespannen zijn. Gaat je bewustzijn zweven, verschuif je focus dan naar beneden, op het punt onder de navel. Gaat je bewustzijn zinken, focus dan naar boven op het punt van de neus.

Het is een voortdurend afstemmen, ook tijdens de meditatie. Net zoals een muzikant niet alleen voor de opvoering zijn instrument stemt, maar ook tijdens de opvoering de juiste toon in de gaten houdt, en ingrijpt wanneer een snaar ontstemd is. Voor een geoefend oor, is er geen excuus om met slecht gestemde snaren te spelen. Enkel in de juiste stemming kan men volledig opgaan in de uitvoering, of in de woorden van Zhi Yi: ‘Lichaam, ademhaling en bewustzijn lopen elkaar niet meer in de weg, ze vallen samen en alle dualiteit valt weg’. De uitvoerder vergeet de uitvoering en het publiek, het spel zelf wordt een ‘spel zonder snaren’.

Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek, 2 juni 2021