Onderricht

Verstilling en Contemplatie Hoofdstuk 3

GRONDTEKST

Ten derde, het afgooien van de sluiers

Wanneer we spreken over het afgooien van de sluiers dan hebben we het specifiek over de vijf sluiers.

De eerste sluier is de sluier veroorzaakt door hebzucht en verlangen. In het vorige hoofdstuk legden we uit hoe verlangens ontstaan vanuit de vijf uiterlijke objecten van vorm, geluid, geur, smaak en tast. Hier beperken we de uiteenzetting tot de verlangens die ontstaan binnen het bewustzijn.

Het kan gebeuren dat de beoefenaar mooi rechtop gezeten de meditatie beoefent, en dat in zijn bewustzijn het besef groeit van allerlei verlangens. Deze volgen elkaar de één na de ander op. Zo bedekken ze de deugdzame kwaliteiten van het bewustzijn, en zorgen ervoor dat er geen groei meer mogelijk is. Wanneer men zich hiervan bewust wordt, moet men zich inspannen deze sluier af te gooien. We kunnen hierbij denken aan het verhaal van Shubhakara. Zelfs zijn lichaam werd uiteindelijk verteerd door het vuur van de verlangens die in zijn geest ontstonden. Hoe zouden de deugdzame kwaliteiten van ons bewustzijn dan gespaard blijven van het vuur van de verlangens die ontstaan in onze geest? Wie zich overgeeft aan hebzuchtige verlangens verwijdert zich ver van het pad. Deze verlangens zijn immers de plaats waar onrust en wanorde heerst. Wanneer we gehecht geraken aan onze verlangens is er geen manier meer om dicht bij het pad te komen. In de verzen over het verwijderen van de sluiers staat het als volgt:

Wie schuld en inkeer kent en het pad is binnengegaan, draagt de bedelkom en spant zich in omwille van het geluk van anderen.
Hoe zou hij zich nog kunnen overgeven aan materiële verlangens en zichzelf laten wegzinken in de vijf zintuigelijke verlangens?
Wie reeds het plezier van de vijf verlangens achter zich heeft gelaten, gooit ze af en kijkt niet meer om.
Waarom zou men nog terug gaan naar deze verlangens?
Het zou zijn als iemand die zijn eigen braaksel wil opeten.
Bij alle verlangens is het hetzelfde, we zien af om ze te verwerven, en éénmaal we ze hebben zijn we bang om ze te verliezen. En wanneer we ze verloren hebben, is ons hart vervuld van brandende onrust.
In heel dit proces is er geen enkele plaats waar vreugde is.
Dit zijn de verzuchtingen omtrent verlangens, hoe kunnen we ze het best afgooien?
Verwerf de vreugde van de diepe meditatieve concentratie, en dan zal je niet langer overal vervulling moeten zoeken.

De tweede sluier die we moeten afgooien is de sluier veroorzaakt door wrok en haat.
Wrok is de basis voor het verliezen van de leer van de Boeddha. Het is de oorzaak voor het verzinken de drie onheilzame wegen.

Het is de vijand van het vreugdevol verblijven in de leer, en de grote dief van alle heilzame werkelijkheden. Het is de opslagplaats van waaruit alle onheilzame woorden geboren worden. Een beoefenaar, gezeten in meditatie, kan plots de volgende gedachte kennen: ‘Deze persoon is een bron van ergernis voor mij op dit moment, en ook een bron van ergernis voor mijn naasten. Hij prijst bovendien mijn vijanden.’ Deze gedachte projecteert men ook in het verleden en op de toekomst. Zo komt men tot negen vormen van onrust. In het hart ontstaan dan gevoelens van wrok. Deze wrok slaat om in haat. En zo wordt in het hart onrust opgewekt. Men voelt hoe deze gevoelens van haat langzaam het bewustzijn bedekken. Daarom heten ze sluiers. Men moet deze zo vlug mogelijk afgooien, en ervoor zorgen dat ze niet vermeerderen. We denken hierbij aan de verzen waarin Shakra Devanam Indra het volgende vroeg aan de Boeddha:

‘Wat kan men doden, en toch een gerust gemoed vinden?
Wat kan men doden, zonder spijt?
Wat is de basis van alle vergif?
Wat verslindt alle deugdzame dingen?’

De Boeddha antwoordde in vers:

‘Door haat te doden, komt men tot rust.
In het doden van haat, is er geen spijt. Haat is de bron van alle vergif, haat vernietigt alle deugdzame dingen.’

Wanneer we dit goed beseffen, moeten we ons toeleggen op de cultivatie van mededogen en geduld. Zo kunnen we haat en wrok verwijderen, en onze geest terug zuiver maken.

De derde sluier die we moeten afgooien is de sluier veroorzaakt door loomheid en slaap.
Loomheid maakt ons bewustzijn donker en duister. Als onze zintuigelijke betrokkenheid helemaal verduisterd en versluierd is, en we onze ledematen niet meer kunnen controleren, ons gaan uitstrekken en gaan neerliggen, en de loomheid nog toeneemt, dat noemen we slaap. Deze toestand noemen we dan samen loomheid en slaap. Het werkt als een sluier, en vernietigt de werkelijke, deugdzame ervaring van het verkeren in vreugde in de leer, zowel in deze wereld als in een volgende wereld. Het vernietigt ook de mogelijkheid om herboren te worden in een volgende hemelse sfeer, alsook de mogelijkheid om in een volgende wereld de vreugde van het uitdoven te bereiken. Het is een uiterst onheilzame werkelijkheid. De reden is als volgt. Bij alle andere sluiers volstond het louter bewust opmerken ervan voor de verwijdering. Maar bij loomheid en slaap lijkt het alsof we gestorven zijn, en is er helemaal geen bewuste ervaring meer. En als er helemaal geen ervaring meer is, dan is het ook bijzonder moeilijk om deze verder te voorkomen of weg te nemen. Daarom waarschuwden de verschillende boeddha’s en bodhisattva’s hun leerlingen voor loomheid en slaap.

In vers:

‘Jij daar, word wakker, blijf niet liggen met je stinkend dood lichaam.
Het is maar een hoop onzuiverheden, dat wat je een persoon noemt.
Stel dat je aan een zware ziekte leed, of dat een pijl zich in je lichaam boorde, zou je dan nog rustig kunnen slapen te midden van die pijniging?
Je bent zoals iemand die geboeid naar het schavot wordt geleid, met die rampspoed die over je nederdaalt, zou je dan nog kunnen slapen?
Deze versluierde dieven zijn nog niet verdwenen, en hun schade is nog niet verwijderd.
Het lijkt wel alsof je gaat slapen in een kamer vol met giftige slangen.
Of het lijkt wel alsof je je op het slagveld begeeft tussen twee rijen zwaarden.
Zou je dan nog kunnen slapen?
In deze grote duisternis die slaap is, is er niets meer te zien.
Elke dag steelt ze het licht van de mensen.
De slaap versluiert ons hart en er is niets meer te zien.
Hoe zouden we dan nog kunnen slapen midden in dit grote verlies?

Om deze redenen waarschuwt men voor de sluier van loomheid en slaap. Het besef van onze vergankelijkheid moet ons terug wakker schudden. We proberen onze loomheid en slaap te verminderen, en zorgen ervoor dat we niet langer bedekt zijn door duisternis. Wanneer ons bewustzijn zwaar gebukt gaat onder loomheid en slaap, dan kunnen we gebruik maken van een meditatie-gewicht of staf om de slaap te verwijderen.

De vierde sluier die we moeten afgooien is de sluiter van rusteloosheid en spijt.
We onderscheiden drie vormen van rusteloosheid. De eerste is de rusteloosheid van het lichaam. Het lichaam houdt er van voortdurend in beweging te zijn, en richt zich naar allerlei vormen van spel en vertier. Wanneer het moet stil zitten, kent het geen moment rust. De tweede is de rusteloosheid van de spraak. Dit uit zich in het mateloos houden van zingen en reciteren, ,het voeren van welles-nietes discussies en allerlei nutteloze gesprekken over wereldse zaken. De derde is de rusteloosheid van de geest. Onze betrokkenheid op de wereld gaat alle kanten op, onze aandacht wordt voortdurend getrokken door van alles en nog wat. Over alles hebben we ideeën, we houden ons bezig met kunst, literatuur, talenten en expertises. Al deze vormen van onheilzame aandacht en concentratie brengen we onder de noemer van een rusteloze geest.

Deze rusteloosheid is de doodsteek voor hij die het huis verlaten heeft. Zelfs iemand die kalm en beheerst is, vindt het soms moeilijk om tijdens de meditatie aandachtig te blijven. Hoeveel te meer is dat het geval voor iemand die rusteloos is en zijn aandacht al verloren heeft? Een rusteloze persoon kunnen we vergelijken met een dronken olifant zonder zijn temmer, of een kameel zonder een neusring. Ze zijn onmogelijk onder controle te houden.

In vers:
‘Je hebt reeds je hoofd geschoren, en het gekleurde habijt aangetrokken,
Met je aarden bedelkom ga je op bedeltocht om voedsel.
Waarom zou je dan nog rusteloos vertier najagen?
Door onachtzaamheid en frivoliteit verlies je de heilzame voordelen van de leer.’

We verliezen niet enkel de heilzame voordelen van de leer. Uiteindelijk verliezen we ook de vreugde in wereldse zaken. Wie zich bewust wordt van deze fouten, moet ze zo vlug mogelijk van zich afgooien.

Wat spijt betreft, het is spijt die ervoor zorgt dat dit een sluier wordt. Als er enkel sprake is van rusteloosheid, maar zonder spijt, dan is het bewustzijn nog niet versluierend. Als men immers rusteloos is, dan is er nog geen sprake van meditatie en is er nog geen bewustzijn van de rusteloosheid als dusdanig. Het is pas als men wil gaan mediteren dat men merkt dat men rusteloos is. Dat gaat dan gepaard met spijt over de acties die tot deze rusteloosheid hebben geleid. Zo wordt het bewustzijn versluierd. Spijt komt in twee soorten. De eerste is zoals hierboven beschreven, ze ontstaat als een gevolg van rusteloosheid. De tweede vorm is de spijt die iemand voelt nadat hij een zware fout heeft gemaakt. Je verkeert dan in een permanente staat van angst. De pijl van spijt is dan diep binnengedrongen in je bewustzijn en laat zich niet makkelijk verwijderen.

In vers:
‘Doen wat niet gedaan mocht worden,
of niet doen wat gedaan moest worden,
dan wordt men verteerd door de vlammen van spijt,
en verzinkt men in de drie onheilzame wegen.
Wanneer iemand echter spijt betuigt over zijn fouten,
dan is er geen onrust meer,
en is het bewustzijn terug rustig en vredevol.
Men moet er dan niet langer aandacht aan schenken of blijven bij stil staan.

De vijfde sluier die we moeten afleggen is de sluier van twijfel.
Twijfel bedekt ons bewustzijn en weerhoudt ons van het ontwikkelen van vertrouwen in de verschillende leerstellingen. Als dit vertrouwen ontbreekt zal de ontmoeting met de Leer van de Boeddha tot niets dienen. Je kan het vergelijken met iemand die een berg vol juwelen betreedt, maar geen handen heeft om iets op te rapen.

De problemen gezaaid door twijfel zijn veelvuldig. Maar niet alle vormen van twijfel verstoren de meditatie; hier gaan we specifiek in op drie vormen die dat wel doen.

De eerste vorm is twijfelen aan jezelf. Het is denken: ‘Mijn mogelijkheden tot inzicht zijn duister en zwak, mijn fouten en tekortkomingen zijn diep en talrijk. Dit is wellicht niets voor mij.’ Door dit te denken komt men nooit tot stabiliteit in de beoefening van de meditatie. Wie de meditatie wil beoefenen, hoeft zichzelf niet te kleineren. Het is immers moeilijk om inzicht te krijgen in de kiemen van het goede die reeds in je geplant zijn.

De tweede vorm is twijfelen aan je leraar. Het is denken:’ Het lijkt erop dat de leraar toch niet de volledige realisatie heeft bereikt, toch niet met een dergelijk voorkomen en uiterlijk. Hoe kan de leraar dan in staat zijn mij onderricht te geven?’. Een dergelijke hovaardige twijfel vormt een hindernis voor meditatie. Een manier om deze twijfel te verwijderen wordt uitgelegd in het Mahayana traktaat waar staat: ‘Denk hierbij aan een toestand waarin een klomp goud verborgen zit in een stinkend leren tasje.’ Wie het goud wil, kan niet zomaar het leren zakje weggooien. De beoefenaar moet zo denken: ook al is de leraar niet vlekkeloos, toch benader ik hem/haar als een verlichte.

De derde vorm is twijfelen aan de leer. In de wereld houden de meeste mensen sterk vast aan hun eigen mening. Dat verhindert hen om onmiddellijk geloof en vertrouwen te stellen in de leer die men ontvangen heeft, waardoor het moeilijk wordt deze met respect te behandelen en in de praktijk om te zetten. Wanneer twijfel toeslaat in het hart, dan zal de leer geen indruk kunnen maken in het bewustzijn.

De hindernis die twijfel veroorzaakt kunnen we met volgende verzen uitdrukken:

‘Het is zoals met iemand die op een tweesprong staat, en overmand door twijfel nergens meer heen gaat. Ook in het inzicht krijgen in de ware aard van de werkelijkheid, werkt twijfel op dezelfde manier.

Wie twijfelt, zal zich niet meer inzetten en staakt de zoektocht naar de ware aard van de werkelijkheid. Uit onwetendheid komen allerlei opinies en vertwijfeling opzetten, zo wordt twijfel de meest negatieve van alle negatieve zaken.

Er zijn heilzame en onheilzame zaken, er is de kringloop van leven en sterven, en er is verlossing, er zijn zaken die vast, werkelijk en waarachtig zijn, deze zaken behoeven geen twijfel op te wekken.

Wanneer je vertwijfeling en onrust in je hart sluit, word je gebonden door de koning van de dood en zijn volgelingen, je wordt tot prooi gemaakt net zoals een hert dat belaagd wordt door een leeuw, en het wordt onmogelijk om nog de verlossing te bereiken.

Ook al zijn er veel twijfels over de gang van zaken in de wereld, volg met overtuiging de zaken die heilzaam zijn. Kijk je uit op een tweesprong, ga dan toch verder op het pad dat je heilzaam en voordelig lijkt.’

Vertrouwen is de poort die toegang biedt tot de leer van de Boeddha. Zonder vertrouwen zal men zelfs in het gezelschap van Boeddha’s niets verwerven. Dit zijn de verschillende oorzaken en voorwaarden van het ontstaan van twijfel. Probeer dit goed te doorgronden en te erkennen, en leg deze sluier zo vlug mogelijk af.

Vraag: De onheilzame zaken zijn talrijk, het stof dat ons bedekt is oneindig. Waarom moeten we enkel deze vijf sluiers afleggen?
Antwoord: Deze vijf sluiers dragen allen in gelijke mate de drie vormen van vergif in zich, en kunnen in de basis samengebracht worden tot vier zaken. Alles samen genomen vormen ze de poort van alle 84.000 bezoedelingen en lasten. De sluier van verlangen brengen we onder bij de eerste vorm van vergif; hebzucht. De sluier van wrok brengen we onder bij de tweede vorm van vergif; boosheid. Verder hebben we de sluiers van slaap en twijfel, deze twee brengen we samen onder bij de derde vorm van vergif; onwetendheid. De sluier van rusteloosheid en spijt is gelijk verdeeld over de drie vormen van vergif. Zo komen we samen tot vier onderverdelingen. In elk van deze vier bezoedelingen zitten 21.000 problemen verscholen, in alle vier samen 84.000. Wie de vijf sluiers aflegt, die verwijdert ook alle onheilzame zaken. Omwille van deze redenen moet elke beoefenaar zich toeleggen op het afleggen van deze sluiers.

De beoefenaar zal zich voelen als iemand die verlost is van zware schulden, of als iemand die genezen is van een ernstige aandoening. Of als een uitgehongerde reiziger die aankomt in een welvarend land, of als iemand die gered wordt van een roversbende en in veiligheid wordt gebracht. Wie deze vijf sluiers aflegt voelt zich kalm en rustig, helder en puur, vreugdevol en sereen. De maan en de zon worden bedekt en verduisterd door vijf zaken; rook, stof, wolken, mist en de hand van de Ashura Rahu. Zo is het ook met het bewustzijn van de mens, er zijn vijf sluiers die ons bedekken en verduisteren.

Toelichtingen bij de grondtekst door Shaku Jinsen
In dit hoofdstuk komen vijf ‘sluiers’ aan bod. Ze worden zo genoemd omdat ze ons bewustzijn versluieren en ons inzicht beperken. In de meeste vertalingen spreekt men van ‘obstructions’ ‘hindrances’ of ‘impediments’; hindernissen of obstructies. Deze moeten dan ‘verwijderd’ of ‘vernietigd’ worden om verder te kunnen gaan.

Zowel de oorspronkelijke Sanskriete term als de Klassiek-Chinese vertaling ervan betekenen echter ‘bedekking’ of ‘versluiering’; iets wat van boven af als een deksel op iets anders wordt geplaatst en zo bedrukt en beperkt. Dat is een belangrijk nuanceverschil; een hindernis is iets wat tussen jezelf en je doel staat en wat moet overwonnen worden, een sluier ligt op je bewustzijn waar je ook bent of gaat. In plaats van een radicale actie zoals ‘verwijderen’ kunnen we de sluiers leren zien, en dan rustig ‘afleggen’. Het feit dat deze sluiers op ons bewustzijn liggen, en niet als duidelijke obstructies voor ons staan, maakt ze des te hardnekkiger. Ze lijken vaak onzichtbaar, tot we de blik naar binnen durven wenden. Het is het verschil tussen altijd de schuld leggen bij iets wat buiten je ligt, en de moed vinden om versluierende patronen te ontdekken binnen jezelf. En een sluier kan een vorm van valse veiligheid bieden. Net zoals je onder een deken weliswaar wat bedrukt voelt, maar op een vreemde manier ook beschut tegen de buitenwereld. Deze sluiers zijn daarom soms heel hardnekkig en lijken vaak terug te komen. Zhi Yi verklaart helemaal op het einde dat wie in staat is deze vijf sluiers weg te nemen, eigenlijk alle 84.000 hindernissen heeft overwonnen.

De eerste sluier is die van verlangens. Dit werd al uitvoerig besproken in een voorgaand hoofdstuk. Belangrijk is daarom het verschil te zien dat Zhi Yi aanbrengt; het gaat niet om verlangens die opgeroepen worden door de onmiddellijke stimulans van een zintuiglijk object, maar om verlangens die nadien blijven opkomen in het bewustzijn zonder dat er een specifiek object daartoe oproept. De louter innerlijke associaties die zo’n gedachte teweegbrengt kan ons tijdens de meditatie volledig in beslag nemen. Uiterlijk zitten we stil en onbeweeglijk, innerlijk zijn we in beslag genomen door gedachten aan zintuigelijke verlangens en bedenken we allerlei manieren om deze te vervullen.

Deze sluier kan het best afgelegd worden door vreugde te vinden in meditatie. Het cultiveren van meditatie is in het beste geval geen strijd tegen iets. Het is de cultivatie van een positieve vreugdevolle en serene kwaliteit. Het is de act van de meditatie zelf die vreugdevol wordt, en daardoor op een spontane manier de plaats inneemt van zintuigelijke verlangens en de pogingen om deze tegen te gaan.

Zhi Yi verwijst naar het verhaal van Shubhakara. Shubhakara was een visser die verliefd werd op een prinses. De loutere blik van de prinses, zittend in een raamkozijn, is voldoende om een lange weg van onvervulde liefde in beweging te zetten. Uiteindelijk wordt ook de moeder van de visser, de prinses zelf, en de god van het plaatselijke heiligdom in het verhaal betrokken. De prinses wordt door de moeder overtuigd om haar zoon te ontmoeten, die intussen is weggekwijnd als gevolg van zijn onbeantwoorde verlangens. Ze spreken af elkaar in het geheim te ontmoeten in een plaatselijk heiligdom. De god van het heiligdom vindt de ontmoeting echter ongepast, en brengt Shubhakara in een diepe slaap. Zo mist hij zijn ontmoeting. Wanneer hij ontwaakt en dit beseft is zijn verlangen des te heviger. Uiteindelijk komt hij om omdat het vuur van zijn verlangens zijn lichaam letterlijk in brand zet.

De tweede sluier is die van wrok en haat. Tijdens meditatie kan de gedachte opkomen aan een negatieve gebeurtenis waarbij iemand onszelf of onze naasten slecht heeft behandeld. Dit gevoel vertaalt zich in het verlangen om wraak te nemen. Een enkele gedachte aan vijandigheid tijdens de meditatie kan zo uitgroeien tot een alles verterende gedachte aan wraak, en in het slechtste geval aan de daadwerkelijke uitvoering ervan.

Een tip van deze sluier wordt opgelicht door altijd medeleven en geduld te cultiveren. Medeleven en geduld vergroot de textuur van de sluier van wrok. Met medeleven kunnen we de mazen in het weefsel van wrok groter maken. Ons zicht wordt breder, liefdevoller en houdt stand zelfs als we geconfronteerd worden met vijandigheden en haat.

De derde sluier bestaat uit twee lagen stof; luiheid en slaap. Vooral slaap is problematisch. Bij slaap is ons bewustzijn inactief. We zijn dus ook niet meer in staat om de sluier slaap op te merken. Zhi Yi spoort ons aan onze wekker te zetten op de stand ‘het leven is kort!’, en niet onnodig tijd te verspillen aan een overdaad aan slaap. Praktische hulpmiddelen om tijdens de meditatie niet in slaap te vallen zijn de bekende meditatie-staf, waarbij een mede-beoefenaar je met een houten lat één of meerdere krachtige slagen op je schouder schenkt en zo weer bij de les brengt. Minder bekend is het ‘meditatie-gewicht’. Het gaat om een klein houten gewichtje dat tijdens de meditatie op het hoofd werd gelegd. Bij het knikkebollen valt het gewichtje van je hoofd, en het geluid maakt je weer wakker en alert.

De vierde sluier is rusteloosheid en spijt. Zhi Yi legt de nadruk op de nefaste wisselwerking tussen deze twee. Je leven is rusteloos, en tijdens de meditatie merk je dit op, waarop spijt ontstaat. Deze spijt wordt dan een dubbele sluier op een al rusteloze geest. Zhi Yi wijst er op dat er ook een andere vorm van spijt bestaat, namelijk spijt over een begane fout. Deze knagende wroeging kan makkelijk gemaskeerd worden door rusteloosheid. Door druk bezig te blijven hoeven we er niet aan te denken. Tijdens de luwte van meditatie komt deze wroeging uiteraard wel opzetten. Zhi Yi raadt ons aan om in het reine te komen met deze fouten. Neem de tijd en vind de moed om ze te bekijken en te erkennen. Vind de kracht om ook deze sluier rustig af te leggen en niet te verzanden in spijt en wroeging. Hier past wel de opmerking dat dit bedoeld is om zelf verder te kunnen op het pad van meditatie. In het reine komen met je eigen fouten is één zaak. De schade herstellen aan derden, of vergiffenis vinden, dat is een andere zaak.

De laatste sluier is twijfel. Twijfel wordt gezien als de tegenpool van vertrouwen. Zhi Yi verklaart dat er heel veel verschillende vormen van twijfel bestaan. Hier focust hij specifiek op drie vormen die de beoefening van meditatie in de weg staan. De eerste vorm is twijfelen aan jezelf. Deze sluier kunnen we afleggen door te erkennen dat we onszelf niet helemaal kennen. We zijn meer dan we zelf durven vermoeden. Het is niet nodig om onszelf in twijfel te trekken, louter en alleen op basis van een beperkt ‘zelfbeeld’. Je zou meditatie dan ook de praktijk kunnen noemen om een positief zelfbeeld toe te laten. De tweede twijfel is twijfelen aan de leraar. Die ontstaat door te focussen op de kleinmenselijke kanten van de leraar, en daardoor zijn inzicht te betwijfelen. Zhi Yi raadt ons aan te focussen op de ‘klomp goud’ en niet op de buitenkant. Misschien is het goed hier toch een bedenking bij te plaatsen. Het lijkt niet te gaan over manifest wangedrag of machtsmisbruik van de leraar. Als dat het geval is, is er geen goedpraten aan en dient het aangepakt te worden. Het lijkt eerder te gaan over de gewone dagdagelijkse kwetsbaarheid en kleinmenselijkheid van de leraar. Ook een leraar kan overmand door slaap worden, of de concentratie verliezen tijdens een onderricht. Ook een leraar heeft een lichaam dat aftakelt en ziek wordt. Ook een leraar zal soms een foute conclusie trekken of een vraag verkeerd inschatten. Deze zaken zouden het basisvertrouwen niet mogen schenden. De derde vorm van twijfel is twijfel in de leer. Het lijkt hier te gaan over de neiging om vast te houden aan de eigen mening, en dus geen nieuwe ideeën meer toe te laten. Twijfel is hier gelijk aan stagnatie. Het kan ook om een overdreven vorm van relativisme of scepticisme aan. Vandaar dat Zhi Yi in de laatste verzen vermeldt dat het niet nodig is fundamentele inzichten telkens opnieuw te betwijfelen.

Shaku Jinsen
Hermitage onder het Bladerdek, 18 mei 2021